Voordat u het BOLT-systeem transporteert, opslaat, installeert, in bedrijf neemt, gebruikt of onderhoudt, moet u deze handleiding volledig lezen en de instructies strikt opvolgen. Volg altijd de markeringen op de apparatuur en de veiligheidswaarschuwingen in dit document.
In deze handleiding geldt:
“apparatuur”: het BOLT-systeem en alle bijbehorende componenten, software en diensten;
“wij”: de leverancier van de apparatuur;
“u”: de persoon die de apparatuur transporteert, installeert, bedient of onderhoudt.
De signalen DANGER, WARNING, CAUTION en NOTICE in deze handleiding dekken niet alle mogelijke risico’s. U moet daarnaast altijd de relevante internationale, nationale en regionale normen en gangbare praktijk in de elektrotechniek volgen.
De apparatuur moet worden gebruikt binnen de in deze handleiding gespecificeerde ontwerp- en omgevingscondities. Gebruik buiten deze grenzen kan leiden tot:
defecten,
afwijkend of onveilig functioneren,
schade aan componenten.
Schade of letsel als gevolg daarvan valt buiten de garantie en aansprakelijkheid.
Alle werkzaamheden (transport, opslag, installatie, bedrijfsvoering en onderhoud) moeten voldoen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, normen en voorschriften.
Het is niet toegestaan om:
software van de apparatuur te reverse engineeren, decompileren of demonteren;
software te wijzigen of broncode te trachten te achterhalen;
op basis van testresultaten de rechten van de fabrikant te schenden.
Wij aanvaarden geen aansprakelijkheid voor schade die (direct of indirect) ontstaat door onder meer:
natuurrampen of overmacht (zoals aardbevingen, overstromingen, blikseminslag, stormschade, brand, oorlog, gewapend conflict of extreem weer);
gebruik buiten de in deze handleiding beschreven voorwaarden;
installatie of gebruik in een omgeving die niet voldoet aan relevante normen of regelgeving;
installatie, inbedrijfstelling of onderhoud door niet-gekwalificeerd personeel;
het niet opvolgen van de in de producten en documentatie genoemde instructies en veiligheidswaarschuwingen;
ongeautoriseerde demontage, wijzigingen aan de apparatuur of aanpassing van software;
transportschade door u of door een door u ingeschakelde derde;
opslag onder condities die niet overeenkomen met de productspecificaties;
gebruik van materialen, gereedschap of hulpmiddelen die niet voldoen aan de lokale wet- en regelgeving of technische normen;
nalatigheid, onjuist gebruik of andere oorzaken die niet aan ons zijn toe te rekenen.
1.1 Persoonlijke veiligheid
Het is ten strengste verboden werkzaamheden aan de installatie uit te voeren terwijl deze onder spanning staat.
Het aansluiten of loskoppelen van kabels onder spanning kan leiden tot vonkvorming, brand of explosie, met ernstig letsel of schade als gevolg.
Wanneer het systeem in bedrijf is, kan onjuist of ongecontroleerd handelen leiden tot brand, elektrische schokken of explosie.
Draag daarom geen horloges, armbanden, ringen, kettingen of andere geleidende voorwerpen tijdens werkzaamheden — deze kunnen bij contact met spanning ernstige brandwonden veroorzaken.
Gebruik altijd geïsoleerd gereedschap dat voldoet aan de lokale normen voor spanningsvastheid en veiligheid.
Tijdens werkzaamheden moeten geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) worden gedragen, zoals beschermende kleding, geïsoleerde schoenen, veiligheidshelm, veiligheidsbril en geïsoleerde handschoenen.
Algemene richtlijnen
Schakel nooit beveiligingsfuncties of beschermingsinrichtingen van het systeem uit.
Negeer geen waarschuwingen, labels of veiligheidsinstructies op de apparatuur.
Wanneer zich een storing voordoet die risico vormt voor personen of apparatuur:
stop onmiddellijk de werkzaamheden, meld het incident aan de verantwoordelijke technicus, en neem passende maatregelen.Zet de installatie niet onder spanning voordat de montage volledig is afgerond en gecontroleerd door bevoegd personeel.
Vermijd direct contact met geleidende delen of indirect contact via vochtige objecten.
Controleer met een spanningsmeter of de aansluitpunten spanningsvrij zijn voordat ze worden aangeraakt.Tijdens normaal bedrijf kunnen delen van de behuizing heet worden — raak deze niet aan.
Raak nooit draaiende ventilatoren aan met handen, gereedschap of losse onderdelen.
Bij brand of rookontwikkeling: verlaat onmiddellijk de ruimte, activeer het brandalarm en waarschuw hulpdiensten.
Betreed de ruimte niet opnieuw voordat deze volledig veilig is verklaard.
Personeelseisen
Installatie, bediening en onderhoud mogen alleen worden uitgevoerd door gekwalificeerd en bevoegd personeel.
Professionals: personen met aantoonbare kennis van de werking, opbouw en risico’s van de apparatuur, met ervaring in installatie, bediening en onderhoud.
Getraind personeel: technici die een passende technische en veiligheidsopleiding hebben gevolgd, en in staat zijn om risico’s voor zichzelf en anderen te beperken.
Alle betrokkenen moeten aantoonbaar zijn getraind in de relevante veiligheidsprotocollen, standaardprocedures en nationale regelgeving.
Alleen geautoriseerde professionals mogen veiligheidsvoorzieningen demonteren of onderhoud uitvoeren.
Voor specifieke werkzaamheden (zoals elektrische interventies, werken op hoogte ≥ 2 meter, of handling van zware componenten) is een geldig specialistisch certificaat vereist.
Operators van middenspanningsapparatuur moeten beschikken over een geldig hoogspanningscertificaat conform lokale regelgeving.
Het vervangen van componenten of software mag uitsluitend worden uitgevoerd door een geautoriseerd professional.
Toegang tot operationele zones is uitsluitend toegestaan voor gecertificeerde operators.
1.2 Elektrische veiligheid
Controleer vóór elke elektrische aansluiting of de apparatuur onbeschadigd is.
Beschadigde componenten kunnen leiden tot elektrische schokken, kortsluiting of brand.
Tijdens gebruik moeten vreemde objecten uit de kast worden gehouden — binnendringen van gereedschap, stof of vocht kan kortsluiting, vermogensverlies of storing veroorzaken.
De aarding moet als eerste worden aangesloten en als laatste worden losgekoppeld.
Voer nooit kabels door ventilatieopeningen.
Algemene richtlijnen
Volg bij installatie, bediening en onderhoud strikt de stappen in deze handleiding.
Wijzig nooit de configuratie of volgorde van aansluiting zonder schriftelijke toestemming van de fabrikant.Netkoppeling is alleen toegestaan met toestemming van de bevoegde netbeheerder.
Volg de geldende veiligheidsprocedures van de locatie (zoals werkvergunning- of schakelticketsystemen).
Plaats waarschuwingslint of hekwerk rond de werkzone en hang “Verboden toegang”-borden op.
Ontkoppel altijd de voeding en de voor- en achterliggende schakelaars voordat voedingskabels worden aangesloten of verwijderd.
Wanneer vloeistof het systeem binnendringt: schakel direct uit en gebruik het apparaat niet verder.
Controleer en registreer al het gebruikte gereedschap vooraf; na afloop moeten alle tools worden teruggeplaatst om achterblijven in de kast te voorkomen.
Controleer vóór aansluiting dat alle kabels correct zijn gelabeld, geïsoleerd en mechanisch beschermd.
Gebruik een momentsleutel binnen het gespecificeerde bereik (max. ±10% afwijking).
Na bevestiging markeert de monteur de bout met blauw, de inspecteur met rood — beide markeringen moeten over de rand van de bout lopen.Na installatie moeten alle beschermkappen, isolatiehulzen en beveiligingsafdekkingen correct zijn gemonteerd.
Bij onderhoud moeten upstream en downstream schakelaars voorzien zijn van waarschuwingsborden (“Niet inschakelen”).
Herstel pas de voeding nadat de storing volledig is verholpen.Bij storing of spanningsuitval: volg de standaardvolgorde
uitschakelen → spanningscontrole → aarden → markeren en blokkeren.Controleer regelmatig de aansluitklemmen en borg dat ze niet zijn losgeraakt.
Beschadigde kabels moeten onmiddellijk door gekwalificeerd personeel worden vervangen.
Verwijder of wijzig nooit labels of naamplaten van het systeem; vervang versleten markeringen tijdig.
Reinig elektrische componenten nooit met water, alcohol of olie.
Aardingsvereisten
De aardingsimpedantie moet voldoen aan de geldende lokale normen (zie bijlage: technische specificaties).
De kast moet permanent met de beschermingsaarde zijn verbonden voordat deze wordt ingeschakeld.
Schakel nooit in zonder correcte aarding.
De aardgeleider mag niet worden beschadigd, verwijderd of onderbroken.
Bij gebruik van een driepolige voedingsaansluiting moet de aardpen correct verbonden zijn.
Bij systemen met hoge lekstroom moet de behuizing geaard zijn via een aparte beschermingsgeleider om risico op aanraking te voorkomen.
Bekabelingsvereisten
Selectie, aanleg en bevestiging van kabels moeten voldoen aan lokale wetgeving en normen.
Kabels mogen niet worden gedraaid, verlengd of gelast; vervang kabels indien de lengte onvoldoende is.
Alle kabels moeten stevig vastzitten, correct geïsoleerd en geschikt zijn voor de toegepaste spanning.
Kabelgoten en doorvoeren moeten vrij zijn van scherpe randen en voorzien zijn van bescherming tegen beschadiging.
Bij invoer van bovenaf: maak buiten de kast een U-bocht zodat condens of regen niet naar binnen loopt.
Kabels van hetzelfde type mogen gebundeld worden, maar verschillende kabeltypen moeten minimaal 30 mm van elkaar worden gelegd.
Sluit kabeldoorvoeren af met afdichtingsmassa om vocht of kleine dieren te weren.
Ingraven van kabels: gebruik kabelsteunen of klemmen, zorg dat de kabels stevig contact maken met de grond en niet worden vervormd.
Bij afwijkende omgevingscondities (hoge temperatuur, andere aanlegmethode) moeten kabels worden beoordeeld volgens IEC 60364-5-52 of lokale normen.
Houd kabels op minimaal 30 mm afstand van warmtebronnen.
Bij lage temperaturen kunnen kabels bros worden; daarom:
Leg en verwerk kabels alleen bij temperaturen boven 0 °C;
Indien kabels zijn opgeslagen onder 0 °C, laat ze minimaal 24 uur acclimatiseren op kamertemperatuur;
Vermijd vallen of stoten van stijve kabels.
Duw kabels nooit rechtstreeks uit een voertuig of via niet-gecontroleerde handelingen naar de installatie — dit veroorzaakt beschadiging of vermogensverlies.
1.3 Omgevingsvereisten
Het is ten strengste verboden om de apparatuur te plaatsen of te gebruiken in een omgeving waar zich brandbare of explosieve gassen of rook bevinden.
Er mogen geen ontvlambare of explosieve materialen worden opgeslagen in de directe omgeving van het systeem.
Plaats het systeem niet in de nabijheid van warmte- of ontstekingsbronnen, zoals kachels, branders, kaarsen, verwarmingselementen of andere warmte-afgevende apparaten.
Overmatige hitte kan leiden tot beschadiging of brand.
De apparatuur moet worden geïnstalleerd op een droge locatie, vrij van vocht en condensatie.
Installatie onder leidingen, ventilatieopeningen, airconditioningafvoeren of andere plekken waar lekkage of condens kan optreden is niet toegestaan.
Voorkom dat vloeistoffen in de kast terechtkomen — dit kan leiden tot kortsluiting of storing.
Tijdens bedrijf mogen luchtinlaten, ventilatieopeningen en warmteafvoerkanalen nooit worden afgedekt of geblokkeerd, om oververhitting en brand te voorkomen.
Algemene richtlijnen
De opslagomgeving moet droog, schoon en goed geventileerd zijn, vrij van stof en condens.
Temperatuur en luchtvochtigheid moeten binnen de gespecificeerde grenzen blijven (zie technische specificaties).Installatie en gebruik buiten de opgegeven technische limieten zijn verboden en kunnen prestaties en veiligheid beïnvloeden.
Het is verboden om buitenwerkzaamheden aan apparatuur of bekabeling uit te voeren (zoals aansluiten, afkoppelen, onderhoud of installatie) bij onweer, regen, sneeuw of harde wind.
De apparatuur mag niet worden geïnstalleerd in omgevingen met stof, rook, vluchtige of corrosieve gassen, straling, oplosmiddelen of overmatige zoutbelasting.
Vermijd locaties met geleidend of magnetisch stof (zoals metaalbewerkingsomgevingen).
Installeer niet in gebieden waar schimmel, vocht of micro-organismen kunnen groeien.
Vermijd locaties met sterke trillingen, geluidsbronnen of elektromagnetische interferentie.
De gekozen installatieplaats moet voldoen aan lokale normen en bouwvoorschriften.De ondergrond moet stabiel en draagkrachtig zijn — geen zachte of verzakkende grond.
Vermijd laaggelegen gebieden waar water of sneeuw zich kan ophopen.
De installatiehoogte moet boven het hoogst geregistreerde waterniveau in het gebied liggen.Installeer de apparatuur niet op plaatsen waar overstroming mogelijk is.
In gebieden met vegetatie moet de ondergrond onder de kast worden verhard (bijv. beton of stenen) en vrijgehouden van begroeiing.
Verwijder vóór het openen van de kastdeur altijd water, sneeuw of vuil van de bovenkant om te voorkomen dat het naar binnen valt.
Controleer tijdens de installatie dat de ondergrond stabiel is en het gewicht van de kast kan dragen.
Kabeldoorvoeren moeten worden afgedicht met geschikt afdichtmateriaal en voorzien zijn van deksels.
Verwijder na installatie alle verpakkingsmaterialen (karton, folie, schuim, tie-wraps, enz.) uit de directe omgeving van de kast.
1.4 Mechanische veiligheid
Bij werkzaamheden op hoogte moeten veiligheidshelmen, harnassen en veiligheidslijnen worden gebruikt.
Deze moeten stevig worden bevestigd aan een stabiele constructie.
Het is verboden om veiligheidslijnen te bevestigen aan bewegende onderdelen of scherpe metalen randen.
Alle gebruikte gereedschappen moeten goedgekeurd en in goede staat zijn.
Gebruik geen beschadigd, verlopen of niet-gecertificeerd gereedschap.
Zorg dat gereedschappen correct worden gebruikt en niet worden overbelast.
Voordat de apparatuur in een kast of frame wordt geplaatst, moet deze mechanisch worden verankerd om kantelen of instabiliteit te voorkomen.
Een instabiel zwaartepunt kan leiden tot letsel of beschadiging van het systeem.
Wees bij het uittrekken van modules voorzichtig — zware of instabiele onderdelen kunnen verschuiven of vallen.
Boor nooit gaten in de kast of onderdelen.
Dit kan afdichtingen, EMC-afscherming en interne componenten beschadigen.
Metaalschilfers kunnen kortsluiting veroorzaken op printplaten of connectoren.
Algemene richtlijnen
Lakbeschadigingen die ontstaan tijdens transport of installatie moeten direct worden hersteld om corrosie te voorkomen.
Langdurige blootstelling van beschadigde oppervlakken is niet toegestaan.Las- of snijwerkzaamheden aan de apparatuur zijn verboden zonder voorafgaande goedkeuring van de fabrikant.
Het plaatsen van extra apparatuur of lasten op de kast is niet toegestaan zonder technische evaluatie en goedkeuring.
Bij werkzaamheden boven de kast moet het bovenvlak worden beschermd om schade te voorkomen.
Gebruik altijd het juiste gereedschap en hanteer het op de voorgeschreven manier.
Veilig tillen van zware lasten
Wees voorbereid bij het hanteren van zware objecten en voorkom beknelling of spierblessures.

Wanneer meerdere personen tegelijk tillen, stem vooraf lengte, positie en taakverdeling goed af zodat het gewicht gelijkmatig wordt verdeeld.
Eén persoon moet de handelingen leiden, zodat het object gelijktijdig en gelijkmatig wordt opgetild of neergezet.
Draag bij handmatig tillen altijd beschermende handschoenen, veiligheidsschoenen en andere vereiste PBM’s.
Ga dicht bij het object staan, buig door de knieën en gebruik de kracht van de benen, niet de rug.
Til rustig en gecontroleerd – plotselinge bewegingen of draaibewegingen van de romp zijn verboden.Gebruik bij het verplaatsen de handgrepen of de onderzijde van het apparaat, niet de handgrepen van modules of interne componenten.
Til zware objecten nooit direct boven de middel; plaats ze eerst op een werkhoogte (bijv. tafel of hefplateau) en pas daarna verder verplaatsen.
Beweeg zware objecten stabiel, langzaam en gelijkmatig; vermijd stoten, schokken of vallen die schade aan de kast, bekabeling of lak kunnen veroorzaken.
Let bij het dragen op vloerovergangen, drempels, hellingen en trappen; zorg dat de doorgang breed genoeg is en vingers niet bekneld raken.
Draai nooit met de rug bij het draaien van lasten — verplaats de voeten in de richting van de beweging.
Bij gebruik van een heftruck:
Til altijd centraal onder het zwaartepunt om kantelen te voorkomen.
Zet de kast vast met spanbanden of touwen.
Rij langzaam en vermijd abrupte bewegingen of schokken.
Voor transport moet bij voorkeur worden gekozen voor zee- of wegtransport met stabiele wegcondities.
Vermijd transport per spoor of vliegtuig, omdat schokken en hellingen de kast kunnen beschadigen.Tijdens transport van componenten zoals airconditioners:
Altijd rechtop vervoeren, niet plat of ondersteboven.
Controleer verpakkingen op beschadiging of kleurverandering van de valindicator — bij afwijking: neem contact op met de technische dienst.
Veilig werken op hoogte
Werkzaamheden op 2 meter of hoger boven het werkvlak worden beschouwd als hoogtewerk en vereisen specifieke veiligheidsmaatregelen en toezicht.
Algemene richtlijnen
Voor alle werkzaamheden op hoogte moet een veiligheidscoördinator of toezichthouder worden aangewezen.
Monteurs moeten beschikken over een geldig certificaat voor werken op hoogte en aantoonbare training hebben afgerond.
Werkzaamheden mogen niet worden uitgevoerd bij natte, gladde of risicovolle omstandigheden (zoals regen of vorst) totdat de veiligheid door de verantwoordelijke is bevestigd.
Het werkgebied moet worden afgezet met waarschuwingslint of hekken, en duidelijk worden gemarkeerd als verboden toegang voor onbevoegden.
Rond openingen of vloerdoorgangen moeten leuningen en markeringen worden aangebracht om valgevaar te voorkomen.
Er mogen geen materialen, gereedschap of afval onder het werkgebied worden opgeslagen.
Personen mogen zich niet direct onder een actieve werkzone bevinden.Gereedschappen moeten correct worden bevestigd aan het harnas of in een gereedschapsriem om vallen te voorkomen.
Het is verboden om objecten van hoogte naar beneden of omgekeerd te gooien. Gebruik daarvoor geschikte middelen zoals takelbanden, hijsmanden of liften.
Indien werkzaamheden op meerdere niveaus tegelijkertijd plaatsvinden, moeten beschermconstructies (zoals overkappingen of schilden) tussen de niveaus worden aangebracht.
Demontage van steigers of platforms moet van boven naar beneden gebeuren.
Gelijktijdig verwijderen van meerdere lagen is verboden; elke laag moet eerst worden gestabiliseerd voordat verder wordt gewerkt.Werknemers moeten zich houden aan alle veiligheidsvoorschriften voor hoogtewerk; overtreding kan leiden tot letsel en vervallen van aansprakelijkheid.
Tijdens werkzaamheden op hoogte is grappen, spelen of rusten in het werkgebied strikt verboden.
Veilig gebruik van ladders
Bij klimmende werkzaamheden moet altijd met goedgekeurde, stabiele ladders worden gewerkt en volgens de geldende veiligheidsvoorschriften.
Algemene richtlijnen
Gebruik bij elektrische werkzaamheden een houten of geïsoleerde ladder.
Geef, waar mogelijk, de voorkeur aan een platformladder met leuning in plaats van een rechte ladder (“enkelvoudige ladder”).
Controleer vóór gebruik of de ladder onbeschadigd is en voldoet aan de vereiste draaglast.
Overbelasting van ladders is ten strengste verboden.Plaats de ladder altijd op een vlak, stabiel oppervlak.
Tijdens gebruik moet een tweede persoon de ladder vasthouden en toezicht houden.Houd bij het klimmen het lichaamszwaartepunt binnen de ladderbreedte om kantelen of vallen te voorkomen.
Bij ladders met een touwmechanisme moet de trekkabel stevig en correct zijn bevestigd.
Veilig hijsen van lasten
Hijswerkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd door gekwalificeerd en getraind personeel met de juiste certificering voor hijsen.
Algemene richtlijnen
Alleen personeel dat de relevante hijstraining heeft gevolgd en bevoegd is, mag hijswerk uitvoeren.
Plaats tijdelijke waarschuwingsborden of afzethekken om het hijsgebied af te schermen.
De ondergrond moet voldoen aan de draagkrachtvereisten voor de gebruikte hijsinstallatie (kraan, takel, etc.).
Controleer vóór het hijsen of het hijsgereedschap stevig is bevestigd aan een vast en draagkrachtig object.
Het is verboden om onder een last of onder de giek van een kraan door te lopen tijdens het hijsen.
Trek nooit aan kabels of hijsbanden tijdens belasting, en gebruik geen harde voorwerpen om haken of kabels los te slaan.
Tijdens het hijsen mag de hoek tussen twee hijskabels niet groter zijn dan 90° (zie bijbehorende afbeelding)

Veilig boren
Bij boorwerkzaamheden aan of nabij het systeem moeten zowel de klant als de installateur vooraf de risico’s evalueren en passende maatregelen treffen.
Algemene richtlijnen
Draag altijd veiligheidsbril en beschermende handschoenen tijdens het boren.
Controleer vóór het boren of er geen leidingen of kabels in de wand, vloer of kastwand aanwezig zijn om kortsluiting of schade te voorkomen.
Bescherm de apparatuur tijdens het boren tegen vuil, stof en metaaldeeltjes.
Afdekken met folie of doek is verplicht.Verwijder na het boren direct alle metaalspanen en stof om te voorkomen dat deze in de apparatuur terechtkomen.
1.5 Apparatuurveiligheid
1.5.1 Veiligheid van het BOLT-systeem
Open de kastdeur niet terwijl het systeem in bedrijf is.
Sta niet direct voor de kastdeur of binnen de draaicirkel van de deur als het systeem storingen vertoont.
Wanneer het brandalarm met geluid en licht wordt geactiveerd, verlaat onmiddellijk het gebouw.
Tijdens normaal gebruik moet de installatie worden voorzien van omheining, hekwerk of muur en duidelijk zichtbare veiligheidswaarschuwingen om onbevoegde toegang te voorkomen. Dit voorkomt persoonlijk letsel of schade aan eigendommen.
Algemene richtlijnen
De opstelling van het BOLT-systeem moet voldoen aan de lokale voorschriften voor brandveiligheid en scheidingsafstanden, zoals vastgelegd in normen vergelijkbaar met GB 51048-2014 of NFPA 855 (of lokale equivalenten).
Het systeem moet minimaal één keer per maand worden gecontroleerd op brandveiligheid en de werking van brandblusinstallaties.
Tijdens inspectie onder spanning moet men letten op waarschuwingssymbolen en afstand houden van de kastdeur.
Na het vervangen van vermogenscomponenten of het wijzigen van bekabeling moet altijd handmatig een topologie- en bekabelingscontrole worden uitgevoerd.
Bij afwijkend of abnormaal systeemgedrag moet de werking worden gestopt en de storing worden onderzocht.
Het wordt aanbevolen om bij installatie, inbedrijfstelling en onderhoud foto- of video-opnames te maken voor documentatie en kwaliteitsborging.
1.5.2 Batterijveiligheid
Het is ten strengste verboden om de positieve en negatieve polen van de batterij kort te sluiten.
Een kortsluiting kan leiden tot een plotselinge hoge stroom, wat kan resulteren in lekkage, rookontwikkeling, gasvorming, thermische runaway, brand of explosie.
Onder spanning werken aan de batterij is verboden.
Omgevings- en gebruiksveiligheid
Stel de batterij niet bloot aan hoge temperaturen of directe zoninstraling. Vermijd nabijheid van warmtebronnen (verwarming, transformatoren, branders, enz.).
Oververhitting kan leiden tot brand of explosie.Vermijd mechanische belasting: vallen, trillen, stoten of doorboren kunnen de batterij beschadigen en brand veroorzaken.
Het is verboden de batterij te openen, wijzigen of demonteren (bijv. doorboren, indeuken of onderdompelen).
De polen van de batterij mogen nooit in contact komen met metalen voorwerpen, om kortsluiting en elektrolytlekkage te voorkomen.
Gebruik altijd het voorgeschreven batterijtype; gebruik van afwijkende modellen kan leiden tot brand of explosie.
De elektrolyt in de batterij is giftig en corrosief.
Bij lekkage of een vreemde geur:Houd afstand en laat alleen bevoegd personeel handelen.
Professionals moeten beschermende kleding, bril, handschoenen en gasmasker dragen.
De lekkende batterij moet onmiddellijk worden verwijderd en volgens de voorschriften worden afgevoerd.
De batterij is normaal gesproken gesloten en gasdicht, maar bij extreme omstandigheden (brand, doorboring, blikseminslag, overbelasting) kan thermische runaway optreden.
Hierbij kunnen brandbare gassen (zoals CO of H₂) vrijkomen.
Zorg dat ventilatie- en gasafvoersystemen goed functioneren.Rookgassen van batterijen kunnen ogen, huid en luchtwegen irriteren — vermijd blootstelling.
Batterijen moeten worden geïnstalleerd buiten vochtige of lekgevoelige zones (niet onder airco’s, leidingen of ventilatieopeningen).
Tijdens installatie en inbedrijfstelling moeten brandblusvoorzieningen aanwezig zijn (zoals CO₂-blussers of brandsand), conform lokale regelgeving.
Transport en opslag van batterijen
Controleer vóór transport of de verpakking onbeschadigd is.
Beschadigde verpakkingen mogen niet worden gebruikt.Batterijen moeten in de juiste oriëntatie worden opgeslagen — kantelen, omdraaien of stapelen is verboden.
Volg altijd de pictogrammen op de verpakking (bijv. “This side up”).
Na het verwijderen uit de verpakking moet de batterij binnen 24 uur worden geïnstalleerd en het systeem binnen 72 uur onder spanning worden gebracht.
Tijdens opslag moeten batterijen in een droge, corrosievrije omgeving worden geplaatst.
Ontladen batterijen moeten tijdig worden opgeladen om diepontlading en capaciteitsverlies te voorkomen.
Bevestigingsbouten van koperen rails en kabels moeten volgens het opgegeven aandraaimoment worden vastgezet en periodiek worden gecontroleerd op corrosie of verontreiniging.
Uitsluitingen van aansprakelijkheid
De fabrikant is niet aansprakelijk voor schade aan of door batterijen als gevolg van onder meer:
Natuurrampen of overmacht (aardbevingen, overstromingen, bliksem, brand, oorlog, storm, etc.);
Gebruik buiten de toegestane temperatuurrange of spanningscondities;
Onjuiste aansluiting, overontlading of fysieke schade;
Niet-tijdige installatie of afname van geleverde batterijen;
Onjuiste instellingen van batterijbeheerparameters;
Het mengen van verschillende batterijtypen of merken;
Onjuist onderhoud waardoor de batterij te vaak ontladen wordt;
Niet naleven van onderhoudsvoorschriften (zoals het niet controleren van klemmen);
Opslag onder ongeschikte omstandigheden (vochtig, regenachtig, corrosief);
Niet opladen tijdens langdurige opslag, met als gevolg capaciteitsverlies;
Herplaatsing of modificatie zonder toestemming van de fabrikant;
Gebruik buiten de overeengekomen toepassingsscenario’s;
Het aansluiten van extra belastingen buiten specificatie;
Batterijen die de maximale opslag- of garantietermijn hebben overschreden.
Batterijen buiten de garantieperiode kunnen veiligheidsrisico’s opleveren en dienen te worden vervangen.
Algemene gebruiksrichtlijnen
Gebruik uitsluitend batterijen geleverd of goedgekeurd door de fabrikant.
Het gebruik van andere types kan leiden tot storingen en vervallen van garantie.Lees vóór installatie of onderhoud altijd de instructies van de batterijfabrikant.
De waarschuwingen in deze handleiding dienen als aanvulling hierop.Gebruik de batterij alleen binnen het toegestane temperatuurbereik.
Opladen bij te lage temperaturen (< onderste limiet) is verboden.Controleer bij ontvangst dat de verpakking onbeschadigd is; meld schade direct bij transporteur en leverancier.
Bij lekkage, vervorming of overmatige warmteontwikkeling: gebruik de batterij niet en neem contact op met een gekwalificeerde technicus.
Plaats geen gereedschap of metalen objecten op batterijen tijdens montage.
Installeer niet tijdens regen, sneeuw, mist of hoge luchtvochtigheid.
Controleer vóór installatie of de batterijbehuizing niet gedeformeerd is.
Vermijd lassen, slijpen of andere werkzaamheden in de directe nabijheid van batterijen.
Bij langdurige opslag: laad en bewaar volgens de opgegeven specificaties.
Houd beschadigde batterijen onder toezicht tot ze veilig zijn verwijderd.
Vermijd contact met hete oppervlakken bij storing — de behuizing kan hoge temperaturen bereiken.
Sta, leun of zit nooit op de batterijmodules.
Batterijen mogen niet worden gebruikt voor kritische toepassingen zoals medische apparatuur, liftbesturing of veiligheidssystemen.
Kortsluitingsbeveiliging
Isoleer alle blootliggende kabeluiteinden met isolatietape tijdens installatie en onderhoud.
Zorg dat geen vreemde voorwerpen (zoals metalen delen, schroeven of vloeistoffen) in contact komen met batterijpolen of connectoren.
Behandeling van elektrolytlekkage
De elektrolyt is bijtend en kan ernstige schade aan apparatuur of huid veroorzaken.
Bij contact met elektrolyt moet onmiddellijk worden gehandeld:
| Situatie | Actie |
|---|---|
| Inademing | Verlaat direct de ruimte, adem frisse lucht in en zoek medische hulp. |
| Oogcontact | Spoel ogen minstens 15 minuten met schoon water, niet wrijven, en zoek direct medische hulp. |
| Huidcontact | Was onmiddellijk met veel water en zeep, en raadpleeg een arts. |
| Inslikken | Zoek direct medische hulp. |
Afvoer en recycling
Afvalbatterijen moeten worden ingezameld volgens lokale wet- en regelgeving.
Gooi ze nooit bij het huisvuil.Schakel bij lekkage of schade technische ondersteuning of een erkend recyclingbedrijf in.
Wanneer batterijen het einde van hun levensduur bereiken, moeten ze worden afgevoerd via een erkende verwerker.
Voorkom blootstelling aan hitte, zonlicht, vocht of corrosieve omgevingen.
Defecte of versleten batterijen mogen niet worden hergebruikt — laat ze professioneel afvoeren om milieuvervuiling of explosiegevaar te voorkomen.
Was dit artikel nuttig?
Dat is fantastisch!
Hartelijk dank voor uw beoordeling
Sorry dat we u niet konden helpen
Hartelijk dank voor uw beoordeling
Feedback verzonden
We stellen uw moeite op prijs en zullen proberen het artikel te verbeteren