4. Opslag

Een juiste opslag van het BOLT-systeem en de batterijmodules is essentieel om veiligheid, betrouwbaarheid en levensduur te waarborgen.
De volgende richtlijnen beschrijven de algemene eisen voor opslag, inspectie en periodiek onderhoud van het systeem.

4.1 Algemene opslagvereisten

• Bewaar altijd bewijs dat de opslagomstandigheden voldoen aan de productspecificaties, zoals temperatuur- en vochtigheidslogs, foto’s van de opslagruimte en inspectierapporten.

• Langdurige opslag van batterijmodules wordt afgeraden. Lithiumbatterijen verliezen capaciteit tijdens opslag; bij opslag van 12 maanden bedraagt het onomkeerbare capaciteitsverlies doorgaans 3 – 10 %.

• Na langdurige opslag bij lage temperaturen (zoals op hooggelegen locaties) zal de airconditioner de batterij voorverwarmen tot een veilige temperatuur alvorens te laden of ontladen.

• Controleer na opslag of er condensvorming in de kast aanwezig is. Droog de binnenzijde volledig voordat het systeem wordt ingeschakeld om kortsluiting of schade te voorkomen.

• Opslagruimte moet schoon, droog, goed geventileerd en vrij van stof en vocht zijn.

• De omgevingslucht mag geen corrosieve of brandbare gassen bevatten.

• Het systeem mag niet schuin of ondersteboven worden opgeslagen.

• Apparatuur (behalve batterijmodules) die langer dan 2 jaar wordt opgeslagen, moet vóór ingebruikname worden geïnspecteerd en getest door een gekwalificeerd technicus.

4.2 Opslag en voeding van het BOLT-systeem

• Verwijder de verpakking niet tijdens langdurige opslag.

• Plaats het systeem op een vlak oppervlak (permanent of tijdelijk).

• Sluit de kastdeuren volledig om stof en vocht buiten te houden.

Opslagcondities:

• Omgevingstemperatuur:

  • Kortdurende opslag (< 1 maand):  −20 °C  tot  +60 °C

  • Langdurige opslag (< 1 jaar):  0 °C  tot  +35 °C  (aanbevolen).

  • Temperaturen boven 40 °C kunnen de levensduur van de batterij nadelig beïnvloeden.

• Relatieve luchtvochtigheid:  5 – 95 % RH  (aanbevolen ± 45 % RH).

• Omgeving: droog, goed geventileerd, schoon en vrij van corrosieve dampen of oplosmiddelen.

• Afstand tot warmtebronnen: minimaal 2 meter.

Aanvullende instructies:

• Wanneer het systeem voor langere tijd niet wordt gebruikt, schakel het volledig uit. Laat het systeem niet ingeschakeld staan om overontlading van de batterij te voorkomen.

• Controleer tijdens langere stilstand periodiek:

  • de algemene staat van het systeem,

  • het batterijlaadniveau (SOC),

  • en de UPS-voeding.

• Laad het systeem elke 3 maanden bij, zodat het SOC > 30 % blijft.

• Meld het direct wanneer de opslagtermijn van batterijen is overschreden.

• Batterijen die vervormd, gebarsten of lek zijn, moeten direct worden afgevoerd — onafhankelijk van de opslagduur.

4.3 Oplaadinstructies

1. Sluit het systeem aan op het elektriciteitsnet.
   Indien geen netspanning beschikbaar is, mag gebruik worden gemaakt van alternatieve energiebronnen (zoals dieselgenerator of PV-installatie), mits vooraf bevestigd door de leverancier.

2. Gebruik het EMS-besturingssysteem om de batterijen op lage stroom te laden tot het SOC > 30 % bereikt.

3. Voor systemen met een UPS-functie:

   • Sluit het systeem ten minste eens per 3 maanden aan op het net.

   • Schakel de secundaire distributie-automaat in.

   • De UPS laadt de interne batterij gedurende ongeveer 2 uur.